Tot de grootste rampen die West-Europa gekend heeft, behoren wel de pestepidemieën. Door ervaring geleerd, wist men dat de overlevingskans tijdens een pestepidemie niet bijster groot was. Zo vinden we als symptoom van het gezag dat men had voor de "haestighe sieckte" in de jaren dat te 's-Hertogenbosch de pest woedde (1636/1637 en 1665/1666) een verhoogd aantal testamenten dat gepasseerd werd.1,2) Dat het verzorgen en verplegen van zieken, besmet met de pest, een hachelijke onderneming was, daarvan getuigt het volgende: Op 14 augustus 1665 huurde Jan With, geauthoriseerd door Andries Orchet, Margriet weduwe van Geurt Janssen, om te 's-Hertogenbosch in het huis "Van de drie Musketiers" de zieken, die aan de pest lijden, te dienen. Haar salaris werd bepaald op f 6,== per week en het kontrakt eindigde op de dag dat het huis door haar schoongemaakt opgeleverd werd. Zou zij echter eerder overlijden, dan werd door Jan With op de dag van haar begrafenis het haar toekomende loon uitbetaald.3,4) Hoewel de toenmalige medici machteloos stonden ten opzichte van deze ziekte en niet in staat waren deze te cureren, werden toch maatregelen getroffen om de ziekte in te dammen.5,6,7) Zo werd bepaald, dat voor alle huizen, waarin iemand zich bevond, die leed aan de pest -of waarin iemand overleden was aan de pest- een stroowisch geplaatst moest worden: twee voeten lang en zo dik, dat men deze juist met twee handen kon omspannen. Deze stroowisch moest tot zes weken na het overlijden van de patient aan het huis blijven hangen. Overtrad men dit gebod, dan was de boete: 3 ponden paijments. Van het sterfhuis moesten de deuren zes weken lang gesloten blijven; overdag mochten slechts twee vensters geopend worden; alle andere moesten gesloten blijven. Diegenen, die in aanraking waren geweest met een patient, besmet met pest, dan wel in het huis van de patient -of de overleden patient- waren geweest, en degenen die in het huis, waarin de ziekte gekonstateerd was, bleven wonen, mochten gedurende zes weken geen openbare vleeshal, vismarkt, weeshuis, markt of andere openbare plaats bezoeken. Om in hun "nooddruft" te voorzien, moesten ze gebruik maken van de diensten van andere personen. De zuster die de patienten verpleegde, moest haar "scaveleris openbaerelijck" op haar mantels of huiken of op haar handen dragen, zodat zij voor iedereen herkenbaar waren. In de Sint-Janskerk en de drie nieuwe parochiekerken mochten de lijders aan de pest niet komen; alleen in het huiske op het kerkhof (!) Voorts moesten zij ook een witte roede dragen, evenals degene die hen de sacramenten administreerde. Bakkers, viskopers en korenkopers, mochten gedurende 6 weken geen ramen openen. Op overtreding van elke van deze gebodsbepalingen stond een boete van 3 ponden paijments. Voorts mocht niemand van buiten de stad een huis binnengaan, waar de pest heerste en mochten met pest besmette patienten niet van buitenaf in de stad gebracht worden. Alle "schrobbers of schrobsters" van de zieken mochten in de zomer alleen tussen 8 uur des avonds en 8 uur des morgens op straat zijn, des winters tussen vijf uur des avonds en 8 uur des morgens. De rest van het etmaal moesten zij binnenshuis doorbrengen. Overtreding werd bestraft men 3 oude schilden. Zouden de schrobbers of schrobsters met de pest geinfekteerd zijn, dan moesten ze toch hun werkzaamheden voortzetten. Het uithangen van een stroowisch gold ook voor het gasthuis of elders waar pestlijders zich ophielden of opgehouden hadden. Ieder die in het sterfhuis van een | 139 |
lijder aan de pest woonde, moest de meubilaire goederen òf in het achterhuis f op de hoogste zolder opslaan, welke opslag overdag tijdens zonneschijn moest plaatsvinden. Op overtreding stond een boete van 3 karoli gulden. | 140 |
Noten | |
1. | Leget-Kuijlen, P.L. & Leget, J.N.: Testamenten gepasseerd voor notarissen te 's-Hertogenbosch (1580-1700), eigen uitgave, Oss 1988. |
2. | Behalve de hier vermelde jaren, waarin het om een landelijke pestepidemie ging, o.m. in Leiden, heeft de pest in deze jaren een hoge tol geëist, zijn er nog meerdere kleinere pestepide-mieën geweest. |
3. | ONA 2769 folio 9 (G.A. 's-Hertogenbosch). |
4. | Dat dit een hoog salaris was blijkt wel, dat dit, omgerekend per jaar, neerkwam op de koopprijs van een middelgroot huis! |
5. | Deze maatregelen worden vermeld, met vele andere op andere gebieden, in het Geboeiboeck. (Inventaris Van Zuijlen, A 245, G.A. 's-Hertogenbosch) |
6. | Het geboeiboeck bestaat, volgens de aanhef, uit een verzameling van "Diversche en verscheijde geboden, ordonnantien en statuten bij den Heeren Schoutet, scepenen ende de drie leden deser stadt van 's-Hartogenbossche, In langhe voirleden Jairen gemant, gezaimt ende geordineert ende bezundere In den Jaire van XV dertich in registre off libelle gestelt ende gescreven ende voirts van Jaire tot Jairen gerenoveert ende gepubliceert". Behalve de opsomming van artikelen van vroeger dan 1530, zijn op het terrein van de maatregelen tegen de pest, ook uitbreidingen van 23 mei 1568 en 1 augustus 1583 aanwezig. |
7. | Over de functies van de overheid te 's-Hertogenbosch vóór 1629: Jacobs, Mr. B.C.M.: Justitie en politie in 's-Hertogenbosch voor 1629. (Brabantse Rechtshistorische Reeks Nr. 1, Van Gorcum, Assen/Maastricht, 1986). |